“Kijken doe je met je ogen, niet met je handen!” hoor ik op een vinnige toon achter me, terwijl ik in de rij bij de kassa van AH sta. Natuurlijk (en jammer genoeg) is het gericht tegen een kind. Want kinderen kijken ook met hun handen. Daar leren ze namelijk heel veel van.

Terwijl ik me omdraai naar de dame achter mij, zie ik dat ze het tegen míjn kind heeft, die met grote, verbaasde ogen naar haar kijkt. “Wilt u dat alstublieft niet doen?” reageer ik met kordate stem. “Als ik mijn kind ergens op wil wijzen omdat ik dat nodig vind, doe ik het graag zelf.” Het floept eruit voordat ik er erg in heb. En het voelt goed.

Mevrouw kijkt boos: “Hij zit aan alle pakjes en zo gooit hij alles door elkaar.” Ik kijk waar ze naar wijst; alles hangt keurig. Ik kijk haar vriendelijk aan: “Mevrouw, mijn zoon kan mij goed helpen met de boodschappen; als er iets valt omdat hij alles door elkaar gooit, heeft hij een leuk en leerzaam klusje om het weer op te ruimen.” Mijn zoontje zegt verontwaardigd: “Maar deze heb ik toch opgemaakt van de week mama, die heb jij weer nodig!” Hij heeft gelijk en met een dankbaar en geruststellend: “Dank je wel, goed meegedacht grote vriend”, leg ik het pakje op de band.

De vrouw achter me moppert nog wat en het idee dat ze mij in dezelfde categorie als “de brutale jeugd van tegenwoordig” schaalt, vliegt door mijn hoofd. Wat zou liefde doen, vraag ik mezelf in zo’n situatie af.
Ik draai me om en maak nogmaals oogcontact met de dame, terwijl ik rustig zeg: “Ik wil u graag uitleggen waarom ik zo reageer. Ik begrijp uw goede bedoeling en van daaruit ook uw opmerking. En…. Mijn kinderen wil ik graag zelfstandigheid en zelfvertrouwen meegeven. Daarbij hoort ook: onderzoeken, fouten maken en ervan leren, ruimte krijgen om te proberen én het vertrouwen ontvangen dat ik uitstraal, doordat ik ze dit allemaal laat doen.” Ik glimlach en ze ontdooit.

“Alleen elke keer dat ik bewust niet ingrijp en hen deze ruimte geef, komt er een volwassene langs die vanuit eigen genoten opvoeding een corrigerende opmerking maakt, wat dit plan niet ondersteunt maar afbreekt. Dat vind ik jammer. Vandaar dat ik ingrijp. Ik wil mijn kinderen ook graag leren dat ze voor zichzelf mogen opkomen en dan is het ook belangrijk dat ze zien dat ik voor mijn waarden opkom.”
Mevrouw glimlacht nu en ik zie dat ze mijn woorden in zich opneemt. “Mooi… dan komt het wel goed”, knikt ze en begint ietwat onwennig een lief, geïnteresseerd praatje met mijn kinderen. De spanning is helemaal verdwenen.

Terwijl we naar buiten lopen, kijkt mijn zoontje me aan. “Fijn dat je dat zei mama. Volgens mij begrijpt de mevrouw nu wel dat ik heel goed boodschappen kan doen.”